Het is dinsdag drie september. Vandaag start ik
officieel mijn verdiepingstocht in de kunst- en cultuursector. Ik ben erg
benieuwd wat deze periode, het half jaar dat ik de minor kunst en cultuur
management ga volgen, mij zal gaan brengen. Of beter gezegd; wat ik er zelf uit
zal halen, want niets in deze verdiepingstour zal zomaar komen aanwaaien. Ik ga
actief op zoek naar datgene wat mij interesseert, wat ik wil zien, lezen en
horen en beleven én tegelijkertijd sta ik open voor alles wat nieuw is en laat
ik mij verassen door de voor mij nog onbekende terreinen uit deze branche. YES!
Ik sta te popelen!
We trappen de eerste les meteen af met een spontaan
bezoek aan het Museum Boijmans Van Beuningen. Een naam die ik inmiddels al wat
jaren voorbij heb horen komen tijdens de studie, maar toch liep ik er de deur
niet plat. Maar daar komt vanaf vandaag verandering in. Tegelijkertijd een
goede manier om in een wat toegankelijkere setting mijn nieuwe studiegenoten te
leren kennen.
Met dank aan mevrouw Hefter is ons bezoek gratis.
Het normale tarief is €12,50 en voor studenten slechts €6,25. Via de website
kom ik te weten dat Museum Booijmans Van Beuningen één van de oudste musea van
Nederland is. De collectie tekeningen en prenten behoort zelfs tot de beste ter
wereld. Het museum beheert in totaal circa 140.000 objecten op het gebied van
oude kunst, moderne en hedendaagse kunst, kunstnijverheid en design. Kunstnijverheid, ook wel
toegepaste kunst genoemd is vormgeving van functionele voorwerpen zoals
gebouwen, meubels, kleding en dergelijke. In tegenstelling tot de
niet-functionele, autonome uitingen van beeldende kunst hebben ontwerpen van
kunstnijverheid/toegepaste kunst ook een praktisch nut.[1]
Naast de vaste presentatie van de collectie heeft het museum jaarlijks
zo’n 25 tijdelijke tentoonstellingen en diverse publieksactiviteiten. Gemiddeld
trekt het museum 240.000 bezoekers per jaar. Het artistieke en zakelijke beleid
van het museum wordt sinds 2004 gevoerd door directeur Sjarel Ex. [2]
In de eerste tentoonstellingshal bevinden zich diverse voorwerpen van toegepaste kunst. De stukken tekst op de muren vertellen mij dat de voorwerpen allemaal iets uitstralen van het Rotterdamse karakter. Er staat een boekenkast – schuin - omdat hij onder één poot leunt op een boek en op een tv komen beelden van schrijver Jules Deelder voorbij. Ik maak hieruit op dat literatuur een aspect is van het Rotterdamse karakter. Wat meteen opvalt is de hoeveelheid aan stoelen. Uiteraard niet de meest doorsnee modellen, maar de één nog creatiever gevonden dan de ander. Manieren om te ‘zitten’ vanuit andere perspectieven genomen, in plaats van het standaard, een zitvlak met rugleuning en vier gelijke poten. Het materiaal lijkt voornamelijk hout. Ik merk dat ik er vluchtig naar kijk en dan oordeel mooi of niet, maar verder doet het me niet veel meer dan dat.
In een andere hal, gericht op het thema; de
verlengde blik, hangen foto’s die mij iets vertellen over het kijken zelf en
waarnemen. De vier portretten van kunstenaar David Salle zijn mij het meeste
bijgebleven. Het zijn portretten van blinde kinderen. Op de achtergrond werd
zacht ouderwets muziek gedraaid. Ook de manier waarop de portretten zijn
geschilderd deden mij denken aan vroeger. Ik ging het blind zijn bijna associëren
met vroeger. Al denk ik niet dat dat de bedoeling was. Ik bleef de gezichten
bestuderen en probeerde de gedachten van de vier kinderen te ontrafelen.
Fascinerend hoe zij niet terugkeken terwijl ik wel naar hen zat te kijken. Alle
vier straalden ze wel een soort tevredenheid uit.
Later lees ik dat de intentie van deze
tentoonstelling is om de bezoeker bewust te maken van het kijken zelf. Het
kijken/waarnemen wordt genoemd als de basis van het begrijpen van kunst. Ik
vind het wel typisch dat dit mijn eerste ervaring is met kunst in mijn
verdiepingstocht. Ik besef mij dat ik moet gaan leren kijken naar kunst. Ik heb
namelijk veel dingen gezien, waarvan ik eigenlijk niet zo goed weet wat ermee
te moeten. Ik kan iets mooi vinden of juist niet, maar dingen die bij mij geen
vragen oproepen vind ik al snel niet meer interessant. Ik merk dat iets mij
juist boeit als ik zelf moet gaan achterhalen wat het is dat de betreffende
kunstenaar mij met een bepaald object probeert te vertellen of duidelijk te
maken. Een interessante eerste ontdekking dus.
Als laatste bekeek ik de zalen waar
schilderijen uit de vaste collectie ten toon werden gesteld. Veelal kunstwerken
uit de geschiedenis. Dit gedeelte sprak mij het minste aan van het bezoek in
het museum. De schilderijen toonden allemaal vrij realistische beelden uit
bepaalde tijden van vroeger. Portretten van mensen, landschappen of bepaalde
gebeurtenissen zoals feesten of een storm op zee. Na het uitvoerig bekijken van
de eerste drie schilderijen die ik zag, werd mijn aandacht voor de overige
ontelbare objecten van – voor mij – van allemaal hetzelfde had ik het wel
gezien.
Door Laura Vooges
[1] Toegepaste
kunst (z.d.). Geraadpleegd op 9 september 2013, van http://kunstgeschiedenis.jouwweb.nl/toegepaste-kunst-design
[2] Over het museum (z.d.).
Geraadpleegd op 9 september 2013, van http://www.boijmans.nl/nl/374/over-het-museum
Geen opmerkingen:
Een reactie posten